Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch dit zeg ik, broeders, dat [153]vlees en bloed het Koninkrijk Gods [154]niet beerven kunnen, en [155]de verderfelijkheid beerft [156]de onverderfelijkheid niet. 153. Dat is, zulke lichamen, die verderflijk zijn, gelijk het vlees en bloed in dit leven is, en dat ten aanzien dat zij zodanig zijn gelijk in het volgende verklaard wordt. Zie Gal.1:16; Ef.6:12; Hebr.2:14. 154. Dat is, verkrijgen als bij erfenis, dat is, uit genade en niet uit verdienste. Zie Matth.25:34. 155. Dat is, een lichaam dat der verderflijkheid onderworpen is. De apostel drukt alleen de hoedanigheid uit, om te tonen dat hij spreekt niet van het wezen, maar van de hoedanigheden der lichamen. Zie vs.48. 156. Dat is, het eeuwige leven, dat onverderflijk en onvergankelijk is. Hetwelk, dewijl de gelovigen zullen bezitten, beide naar ziel en lichaam, zo volgt dat hunne lichamen ook onsterflijk moeten zijn. Want sterflijkheid en onsterflijkheid strijden tegen elkander en kunnen tezamen niet bestaan.